Deze site gaat over liedjes uit Curaçao, Aruba en Bonaire. Bon dia goeiemorgen is ook de titel van een tweetalig liedje waarmee je al je eerste woord Papiaments hebt geleerd. Dat is de taal die op die drie eilanden wordt gesproken. Deze eilanden horen al bijna 400 jaar bij Nederland, maar toch verstaan maar heel weinig Nederlanders Papiaments.
Hier, op deze site, kun je iets meer leren over die taal, de eilanden en over de liedjes die er worden gezongen. Er zijn karaokefilmpjes, kleurplaten, leuke dingen om te weten en heel veel liedjes om mee te zingen, in het Papiaments én in het Nederlands.
Veel plezier!
SPEELDATA BON DIA, GOEIEMORGEN 2024
14 februari Schoolvoorstellingen Wijk bij Duurstede (besloten)
15 februari Schoolvoorstellingen Wijk bij Duurstede (besloten)
20 februari Podium Hoge Woerd - De Meern, Utrecht
10 maart KAF, Almere
24 maart Het Kielzog Theater, Hoogezand- Sappermeer
13 april Musis & Stadstheater, Arnhem
14 april Leidse Schouwburg, Leiden
21 april Schouwburg Concertzaal Tilburg
27 mei Schoolvoorstelling Tilburg (besloten)
28 mei Schoolvoorstelling Tilburg (besloten)
Deze theatertour wordt mede mogelijk gemaakt dankzij subsidiebijdragen van het Prins Bernard Cultuurfonds en het Norma fonds.
Izaline Calister zong als kind al graag en veel, onder andere bij het kinderkoor Perlitas. Zij koos 23 kinderliedjes uit haar jeugd die elke Antilliaan kent, van bekende componisten als Rudy Plaate, Richard Simon en Padu Lampe uit Aruba.
Om de liedjes in Nederland meer bekendheid te geven, liet ze de teksten voor het Nederlands bewerken door o.a. Koos Meinderts. De liedjes worden afwisselend gezongen in beide talen. De cd wordt begeleid door een bijbehorend boek (210 x 210 mm, 48 blz.) met alle teksten in twee talen en met vrolijke illustraties.
Bestellen
Het boek Bon dia goeiemorgen met de bijbehorende cd is te bestellen door €17,50 te storten op rekeningnummer:
NL02ABNA0572508395
t.n.v. I.F.J. Calister te Groningen
Vermeld de titel, Bon dia goeiemorgen, en vergeet a.u.b. niet een verzendadres in Nederland te vermelden. Indien meerdere exemplaren gewenst zijn, het aantal vermelden en het bedrag vermenigvuldigen. Het boek met cd wordt binnen enkele dagen na overmaking verzonden.
XAruba is het kleinste van de drie ‘benedenwindse’ eilanden, iets groter dan het waddeneiland Texel. Bonaire is ongeveer twee keer groter dan Texel en Curaçao twee en een half keer. Vergeleken met de waddeneilanden liggen de drie eilanden veel verder uit elkaar. Als Bonaire in het IJsselmeer zou liggen (dat past makkelijk) dan lag Curaçao vlak voor de kust van Noordholland en Aruba dichter bij Engeland in de Noordzee.
Curaçao heeft ongeveer even veel inwoners als Haarlem, grofweg een honderdste van de totale Nederlandse bevolking. Aruba is even groot als Maastricht (120.000) en Bonaire is te vergelijken met gemeentes als Weesp, Urk en Ommen (20.000).
In totaal wonen er op de drie eilanden zo’n 300.000 mensen. In Nederland wonen ongeveer 110.000 Antillianen. Niet al die mensen spreken Papiaments, zodat wordt geschat dat het aantal mensen dat Papiaments spreekt rond de 300.000 ligt. Dat lijkt weinig, maar de taal heeft ondanks dat een rijke lied- en muziekcultuur.
XDe Joodse synagoge in Willemstad is het oudste gebedshuis op Curaçao. De oudste Christelijke kerk van Curaçao is de Fortkerk. Hij is meer dan 250 jaar oud. Het is een protestantse kerk, pas later werden er ook katholieke kerken gebouwd. Die kerk heet Fortkerk, omdat hij ligt in het Fort Amsterdam dat werd gebouwd om de ingang van de belangrijkste baai van het eiland te bewaken.
Het liedje Oloshi kèns gaat over een kerkklok die dertien keer slaat in plaats van 12 keer. Op de tekening zie je de Fortkerk die verdraaid is, zoals in het liedje wordt verteld. Het lied gaat over iemand die niet zeker weet of de klok in de war is of dat hij zelf in de war is. Als je goed kijkt, zie je bovenin, op de achtergrond, de olietankers binnenvaren in de Sint Annabaai.
XDe eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire waren niet erg geschikt voor landbouw. Er viel te weinig regen en vaak was het er veel te droog om graan of groente te verbouwen. Voor veel mensen was visserij een uitkomst. Hoewel de zee om de eilanden heen gevaarlijk is met sterke stroming en hoge golven is de visvangst altijd heel belangrijk geweest. In kleine bootjes waagden veel Antillianen zich ver op zee om vis te vangen.
Het lied Piskadó gaat over het geluk dat je moet hebben als je gaat vissen, want dankzij een goede vangst kan je je kinderen voeden. Het is het favoriete liedje van zangeres Izaline Calister. Haar vader was een verwoed visser, hij hield van de zee. Het liefst ging hij in zijn kleine boot met zijn vaste vismaat, Kompader, of met een zoon of schoonzoon de hele dag de zee op. Hij was tevreden met alles wat hij ving, of het nu een kleine purunchi was of een grote buní.
Een andere bekende soort vis die graag wordt gegeten, is de masbango. Het is een wat kleinere soort die in scholen zwemt. Zo’n school kan je met veel werk in zijn geheel vangen.
Een familieverhaal over het vissen op masbango:
Tata Dennie verbouwde groente maar was daarnaast ook visser. Hij was de eigenaar van een groot visnet. Het net was tientallen meters groot en werd gebruikt om een school kleine vissen mee te vangen. Tata Dennie had het net zelf gemaakt en als het kapot was, repareerde hij het ook zelf. Omdat het net zo groot was, had hij veel geld betaald voor het touw waarvan het gemaakt was, en had hij er heel lang aan moeten werken om het af te krijgen. Aan de bovenkant van het net zaten drijvers van uitgeholde kalebassen. Aan de onderkant waren stenen en stukken koraal gebonden.
Met een team van buren en familie werd er gevist. Het team van Tata Dennie bestond uit Wansitu Sareu, Manuel Chancha, Shon Kai Chiki en Kalitu Grandi. Met bootjes gingen ze het water op en daar werd om een school vissen heen het net uit de boten in het water gehangen tot op de bodem. Door het net steeds strakker te trekken werden de vissen bij elkaar gedreven. Tot ze zo dicht bij elkaar zwommen dat ze makkelijk te vangen waren. Was dat eenmaal goed gelukt dan werd het net vastgezet. Ook zaten er wel eens kreeften in het net en een enkele keer een zeeschildpad.
De gevangen vis werd in de volgende dagen uit het net geschept. Zo’n gevangen school masbango was veel geld waard, want de vis kon voor tientallen guldens per emmer worden verkocht. Het net met de vissen werd dan ook dag en nacht bewaakt. Niet alleen tegen mensen, maar ook tegen roofvissen die het net konden vernielen om zich tegoed te doen aan de opgesloten masbango. Als er in de Sint Jorisbaai een school masbango was gezien, werd er direct actie ondernomen. Er waren anderen die je voor konden zijn en soms was er ruzie over wie de vis het eerst gezien had. Je had ook het team van Sjak’i Popo. Die wilde natuurlijk ook graag de school vissen vangen. Hij stuurde zijn kinderen om stiekem de netten kapot te snijden, als die hingen te drogen. Soms moest de politie er aan te pas komen om te beslissen wie de school masbango mocht gaan vangen.
XDe huizen op Curaçao, Aruba en Bonaire waren vroeger open, er zat geen glas voor de ramen. Ook nu nog zijn grote stukken in de huizen open. De muren van de keukens werden vroeger rood geschilderd met witte stippen, omdat men had ontdekt dat de vliegen daar niet van hielden en dan niet meer op de muur konden landen.
XDe toegang voor de schepen naar de haven van Curaçao heet de Sint Annabaai. Het is een zeearm, die Willemstad in verschillende wijken verdeelt. Er zijn twee bruggen die de stadswijken met elkaar verbinden. De bruggen werden vernoemd naar Nederlandse koninginnen. De ene brug is gebouwd toen Emma de koningin was van Nederland, en de andere toen Juliana koningin was. De nieuwste Julianabrug is een heel hoge brug waar het autoverkeer overheen kan en waar grote olietankers onderdoor kunnen varen. De oude Emmabrug is een lange brug die laag op het water drijft. er mogen geen auto’s meer overheen. Als er cruiseschepen of olietankers langs moeten, zwaait de brug langzaam aan de kant op grote drijvers, ook wel pontons genoemd. Als je over de pontonbrug loopt, kan je voelen hoe het brugdek op en neer gaat op de golven.
Vroeger was de drijvende Emmabrug een tolbrug, wat betekent dat je moest betalen als je er overheen wilde. Maar als je op blote voeten liep, was het gratis. Arme mensen hoefden dus niet te betalen. Soms trokken zuinige Nederlanders hun schoenen uit om niet te hoeven betalen. Sommige trotse Antillianen liepen juist met hun schoenen aan op de brug om te laten zien dat ze de tol best konden betalen.
Rechts op de tekening zie je het Riffort, zoals het er honderd jaar geleden uit zag en helemaal links het Fort Amsterdam. De beide forten zijn lang geleden gebouwd om de ingang van de haven te beschermen tegen vijandelijke schepen.
De moeder en haar kind lopen over de Emmabrug op blote voeten. Ze hebben net de vader uitgezwaaid die als zeeman op een schip werkt. Het liedje Stul di rit gaat er over dat ze ervan dromen dat vader zal terugkomen met mooie meubels en andere spullen voor in hun huis.
In Nederlandse liedjes wordt vaak over de regen gezongen. Ken jij een liedje over de regen?*
Curaçao, Aruba en Bonaire liggen in de tropen en daarom is het er altijd warm. Het wordt er elke dag wel 30º Celsius! In veel van de liedjes gaat het dan ook over de zon. Liedjes die gaan over de opkomende zon, de hete zon overdag, of over de ondergaande zon. Luister maar eens naar de drie liedjes hieronder.
Een heel bekend liedje van Curaçao dat over de ondergaande zon gaat is Atardi. Izaline en Thijs spelen het hier.
We hebben een bewerking gemaakt in het Nederlands die je mee kan zingen.
Vanavond
Vanavond zal Curaçao stralen,
badend in laag, gouden zonlicht.
Vogeltjes zingen hun vrolijke lied
voordat ze naar hun nesten gaan.
Vanavond sta ik aan het water,
gelukkig gekust door de zeewind.
Een fonkelend eiland haalt peilloos diep adem
en fluistert de dag zacht vaarwel.
Maar de avond stemt mij soms ook droevig,
want weer komt een dag aan het eind.
Of met haar een deel van onszelf zal verdwijnen,
voorgoed, voor altijd, voorbij.
* Het regent het zegent; Onder moeder’s paraplu; Tikke takke regen; Simpe sampe sompe; Hansje pansje kevertje; Kletsnatte clowns; Ritme van de regen; Herfst herfst wat heb je te koop; En af en toe wat regen; Voor de lente weer begint, enz...
XFiesta den kurá (Feestje met muziek) is een lied dat gaat over de geluiden die je ’s nachts kunt horen op het Arubaanse platteland. Als het geregend heeft hoor je honderden fluitkikkers die met hun luide pieptoon je uit de slaap houden. Ze zijn met zijn duizenden en het geluid dat ze samen maken is een kakafonie van getuut. Ook hoor je bijna altijd krekels sjirpen. Volgens de Arubaanse schrijver van dit lied, Padu Lampe, dansen alle dieren op de muziek van het orkest van de kikkers en de krekels.
Het vertaalde refrein gaat zo:
Kikkertjes swingen, krekeltjes zingen
Koe die danst de cha-cha-cha
Poes loopt te draaien, ratten te zwaaien
Varken moppert: ‘Ho!’
Zing maar mee!
XEr is een dier dat alleen op Curaçao voorkomt. Het is een hertensoort en wordt in het Papiaments biná genoemd. In het liedje Kabuya worden de touwtjespringers aangemoedigd om te springen als een biná.
X
De groene leguaan is een grote plantenetende hagedis met stekels op zijn rug en in zijn hals. Ze klimmen hoog in de bomen en cactussen en kruipen op hun buik door het stof. Ze worden door de kinderen uit struiken en bomen geschoten met een chincha (katapult), achterna gezeten en gevangen genomen. Veel kinderen op de eilanden lopen achter ze aan om te proberen ze te vangen, want het vangen van leguanen is een leuke en goede manier om wat geld te verdienen. Een mooie dikke leguaan kan je verkopen. Van het vlees van een leguaan kan soep worden gekookt, die vooral mannen lekker vinden. Er wordt verteld dat het vlees van de leguaan je speciale krachten zou geven. Veel Antilliaanse vrouwen moeten er niets van hebben.
Leguanen lijken sloom als ze liggen te zonnebaden, maar pas op, ze kunnen heel fel zijn. Ze hebben klauwen met lange tenen en scherpe nagels en als je ze verkeerd oppakt, halen ze je polsen en handen tot bloedens toe open.
Het vangen van leguanen, familieverhaal
Toen Thomas een kleine jongen was, hielp hij zijn moeder hout te sprokkelen op het terrein van plantage Choloma. Dat kostte een kwartje voor volwassenen en een dubbeltje voor een kind. Daarvoor kon je zoveel hout meenemen als je kon dragen. Maar Thomas ving daar ook stiekem leguanen, die hij meesmokkelde in de bos takken op zijn hoofd. Zo’n leguaan leverde hem soms wel 2,50 op. Vaak kocht Tata Dennie de leguanen.
Je moest er wel oog voor hebben; niet iedereen zag de groene dieren tussen de takken van het hoge struikgewas of de bomen zitten. Maar als je er een zag, pakte je je katapult en schoot je een paar steentjes. Het liefst tegen de kop. Als je die goed raakte, viel hij van zijn tak. Meestal was het dier alleen verdoofd, en eenmaal op de grond begon hij dan stuiptrekkend te kronkelen en te draaien. Je moest dan snel zijn, anders was je hem kwijt. Je moest hem op de rug pakken, vlak voor de achterpoten. Dat was heel belangrijk, want dan liep je de minste kans om door de lange scherpe nagels pijnlijke bloederige krassen op je polsen of onderarmen op te lopen.
Als er een leguaan op zijn buik over de grond kroop of in de zon lag op te warmen, kon je hem soms al gewoon pakken, als je heel snel en heel stil was tenminste. Vooral als het ’s morgens nog niet zo warm was wilde dat nog wel eens lukken. De koudbloedige beesten waren dan nog niet zo snel. Maar lukte dat niet, dan kon je hem het beste met z’n tweeën proberen te vangen. Eén joeg het beest op in de richting van een boomstam of grote zuilcactus, waar de ander hem stond op te wachten. Zodra de leguaan de boom in vluchtte, kon die ander hem van de stam grijpen. Die moest wel achter die boom verstopt zijn, want als de leguaan iemand bij de boom zag staan, rende hij natuurlijk door.
Je bond met lange grasstengels de voor- en de achterpoten bij elkaar, zodat hij niet meer kon weglopen, maar je kon ook gewoon alle vier de poten breken, net zoals de Caquetios-indianen, die oorspronkelijk op de eilanden woonden, dat deden. Daarna stopte je hem in een jutezak, die je over je schouder naar huis droeg. Spartelende leguanen op je rug. Met een beetje geluk ving je er zo 2 of 3 in een uurtje tijd; vooral achter de dam pretu (zwarte dam) zaten er veel. Honden konden ook helpen bij het vangen van leguanen. Ze konden geleerd worden de hagedissen te apporteren zonder ze kapot of dood te bijten.
Thuis gekomen verkocht je de leguanen aan Tata Dennie die ze in een ton bewaarde tot het moment dat Ma Victorine of Maj Nene tijd hadden om er soep van te koken. Met zijn scherpste mes slachtte Tata Dennie ze dan. Eerst werd de kop er af gesneden en dan werden de schubben afgekrabd. In een emmer water werd het zand en vuil er af gespoeld en werden ze gewassen. De puntige klauwen werden er af gesneden en van de staart ging de dunne punt, waar weinig vlees zat, er af. Bij het opensnijden van de buik rook je een scherpe geur. De ingewanden en de klauwen werden begraven of weggegooid, behalve de lever. De lever werd gekookt en als lekkernij aan de hond gevoerd, als beloning voor het apporteren van de aangeschoten leguanen. Dat was een hele traktatie voor de hond en de volgende keer hielp hij je nog beter bij de leguanenjacht.
Kijk hier voor een recept van leguanensoep
XWillemstad is de hoofdstad van Curaçao. Het bestaat uit verschillende delen die gescheiden zijn door water. Voordat er een brug werd gebouwd, moest je met een bootje tussen de delen van de stad op en neer varen. Daarvoor betaalde je de eigenaar van de boot, de pontwrikker, wat geld. Voor een plekje op de punt van de boot hoefde je niet te betalen, want als je daar zat, bleef je meestal niet droog. Daar kon je nat worden van het opspattende zeewater.
De punt van de boot heet in het Papiaments kabe’i boto en als je nu met iemand wil meeliften in zijn auto of vrachtwagen kan je nog steeds om een kabe’i boto vragen. Ook al heeft het niets meer met varen of met een boot te maken.
Er is een liedje waarin een vrouw met de pontwrikker onderhandelt over de prijs van de overtocht. Het liedje heet Ai mi dushi bunita kaptan.
XDe kwarta is een kleine gitaar. Normale gitaren hebben zes snaren, een kwarta heeft er vier. Op Curaçao zie je die heel veel. Omdat de kwarta klein is, is hij makkelijk mee te nemen en hij is niet zo duur als een normale gitaar. Het is niet heel moeilijk om er op te spelen, maar je moet er wel goed op oefenen.
Veel mensen op Curaçao kunnen zingen en kwarta spelen tegelijk.
XHet liedje E baka pintá is misschien wel het bekendste Papiamentstalige liedje van de wereld doordat het werd gezongen door een beroemde salsazangeres. Zij heette Celia Cruz en kwam uit Cuba, maar haar zus was getrouwd met een Curaçaose man. Het lied gaat over een gewiekste spin, die de koning te slim af is. De spin heet Nanzi en over hem zijn veel verhalen bekend in Afrika, Suriname en op de Antillen.
Hieronder kan je het lied horen, het wordt ook in Nederlands gezongen.
Nanzi de spin wordt in het lied gespeeld door Thijs Borsten. Hij is pianist en componist en hij verzamelt kinderliedjes van over de hele wereld. Hij maakte er een boek van met een cd. Dat boek heet De Liedjesatlas.
Thijs was verbaasd dat er zo veel liedjes zijn in het Papiaments, ondanks dat er eigenlijk maar weinig mensen Papiaments spreken. Hij vond zoveel leuke liedjes dat hij apart een cd met een boek wilde maken met alleen maar liedjes in het Papiaments. Het heet Bon dia goeiemorgen en je kan het hier bestellen.
Thijs:
‘Ik vind het heel interessant hoe kinderliedjes over de wereld worden gemaakt. Er zitten heel mooie en bijzondere composities bij. Bijna altijd zijn ze grappig. Ook dit liedje over de spin Nanzi uit Curaçao is erg grappig. De taal die ze daar spreken is heel geschikt voor vrolijke liedjes op dansmuziek. Het lied heet ‘E baka pintá’ en we hebben dat vertaald als ‘De roodbonte koe’. Het is een goed voorbeeld van een vrolijke tumba. Je kan er niet bij stil blijven staan, dankzij de muzikanten uit Curaçao die het voor ons hebben opgenomen.’
‘Zo’n verhaal over Nanzi de spin die vanuit Afrika de hele wereld heeft veroverd, is natuurlijk fantastisch! Ik vind het een eer dat ik dat ook weer mag doorvertellen.’
XWil je ook een instrument bespelen in een groot orkest? Dat Kan! Vraag je juf of meester om eens te kijken bij het Leerorkest. Zij hebben muziekleraren die op school langs komen. Ze hebben een enorme voorraad muziekinstrumenten. Je mag zelf het instrument kiezen waarop je wilt spelen. Samen met je klasgenoten krijg je les en je repeteert voor een echt concert. Soms speel je klassieke muziek, soms speel je popmuziek of muziek uit een film. En het Leerorkest heeft ook liedjes van Bon Dia Goeiemorgen op hun lijst staan! Lijkt het je leuk?
Ook op Curçao is een leerorkest opgericht. Ze spelen veel soorten muziek, onder andere ook een liedje van Izaline Calister.
Het leerorkest, een muzikaal programma om kinderen sterker en gelukkiger te maken. Het is actief in lage inkomenswijken en werkt samen met scholen en andere culturele en sociale partners. In het Leerorkest maakt het kind deel uit van een muzikaal avontuur waarin het kan groeien. De kinderen leren een muziekinstrument bespelen en samen muziek te maken in een orkest. De positieve en stimulerende omgeving van het orkest helpt het kind zich te ontwikkelen tot wereldburger van de toekomst.
Ieder kind doet mee. De opzet van het Leerorkest is dat de kinderen een muziekinstrument leren bespelen door wekelijkse muzieklessen van professionele muziekdocenten op hun eigen basisschool, onder schooltijd. Zij kunnen kiezen uit muziekinstrumenten van het symphonieorkest: viool, altviool, cello, contrabas, harp, dwarsfluit, klarinet, hobo, fagot, trompet, trombone, hoorn en slagwerk. Naast de wekelijkse instrumentale lessen zijn er groepsrepetities en optredens. Ook zijn er (naschoolse) Talentorkesten en vervolgtrajecten.
X